Samenvatting van de inhoud In dit boek van 150
poëziebesprekingen worden 500 ultrakorte gedichtjes geciteerd, bekeken,
geschreven en bewerkt. Het zijn vooral haiku’s en tanka’s, zowel uit Japan als
oorspronkelijk Nederlandstalig. Om de overeenkomsten en verschillen met andere
poëzievormen zichtbaar te maken, worden daarnaast ook andere gedichten
aangehaald. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan het poëtisch
aforisme, dat als dichtregel ook furore maakt op gevels en monumenten. Recensies ‘Wat is een haiku? Wat is een tanka? Ad Beenackers
legt het allemaal uit als een geduldige, beminnelijke literatuurdocent. Hij
doet dat niet in de vorm van taaie beschouwingen, maar in een serie korte
poëziebesprekingen: grondig, zonder spijkers op laag water te zoeken; leerzaam,
maar nooit belerend.’ Jeroen de Valk in
het Utrechts Nieuwsblad. ‘Ik heb afgezien van mijn schrijversbeloning, zodat
er geld was voor een mooi boek met een harde kaft, aldus Beenackers. Het is een
echt salontafelboek geworden: af en toe pak je het op en lees je weer een
gedichtje.’ Redactie van het Stadsblad
Utrecht. ‘Beenackers put
vrijelijk uit wat hij aan vertaalde en oorspronkelijk Nederlanstalige haiku- en
tankapoëzie heeft verzameld. Hij kiest vooral gedichten die hem aanspreken en
onderzoekt geregeld wat nu precies de kracht ervan uitmaakt. Zeer onderhoudend
zijn de stukken waarbij hij put uit herinneringen aan zijn jeugd op de
boerderij en aan zijn katholieke opvoeding. Al doende wordt ook het wezen van
de haiku en de tanka onderzocht. Zo komt hij tot een korte definitie van de
haiku: “De verwoording van een verwondering door het beschrijven van een
waarneming, bij voorkeur van een natuurverschijnsel”. Maar Beenackers is geen
dogmaticus: ook haiku’s die hiervan afwijken kunnen in zijn liefde delen. Want,
zegt hij, de definitie is niet de norm, maar een hulpmiddel om onderlinge
verschillen te kunnen aangeven. De stijl van
schrijven is licht, toegankelijk en zelfs speels. Zo dikt hij bijvoorbeeld
langere gedichten in tot haiku’s of tanka’s. Trouwens, ook aan haiku’s en
tanka’s van anderen wil hij weleens sleutelen, op zoek naar een nòg betere
formulering. Maar dat gebeurt allemaal zo sympathiek, dat je er vooral genoegen
aan beleeft. (-) De strikt persoonlijke kijk en stijl van de auteur leveren al
met al boeiende lectuur op, al wordt het een enkele keer storend. Hij citeert bijvoorbeeld
uit Bart Mesotten’s haikoeboek Een verre
vogel een tekst van Hermina Rijnink-Jonckers, waarin sprake is van het
tikken van voetstappen in de zomernacht. Beenackers associeert dat met
tippelen; op zich begrijpelijk en aanvaardbaar. Maar, schrijft hij dan: “Het
zou mij niets verbazen, als dat ook bij Bart Mesotten het geval is – vooral
omdat hij theologie heeft gestudeerd.” Het toeschrijven van je eigen
‘lichtzinnige’ (de kwalificatie is van
Beenackers zelf) associatie aan een ander is al op het randje, maar wat daar
nog op volgt gaat mijns inziens écht te ver. Dergelijke detailkritiek doet
echter niets af aan mijn totaaloordeel. En dat is dat dit boek veel te bieden
heeft aan zowel nieuwkomers als oudgedienden op het gebied van haiku en tanka.
Ik vind het dan ook de meest waardevolle publicatie op dit terrein binnen ons
taalgebied in jaren, misschien wel sinds
Een jonge maan van J. van
Toorn (uit 1973).’ Max Verhart in Vuursteen: tijdschrift voor haiku en tanka. ‘Het boek van Ad
Beenackers gaat verder waar andere boeken stoppen: het bevat niet alleen 500
pareltjes van gedichtjes; het bevat daarnaast nog zo’n 150 poëziebesprekingen
aan de hand waarvan je stap voor stap meer leert begrijpen van deze Japanse
edelsteentjes – zowel van het lezen als van het schrijven. Door het
enthousiasme en de creativiteit van Beenackers gaan je vingers tintelen.’ J.
Ernszt in het Tijdschrift Schrijven. ‘Het boek is een leerschool op zich. Beenackers is
perfect in staat rechtstreeks tot de
kern van de haiku door te dringen. Hij doet dit in meesterlijk bondige zinnen.
Het knapst is Beenackers als hij haiku’s aanpast, herschrijft of doorprikt.’
Bernard de Coen in Boekrecensie.com. ‘Beenackers sleutelt aan
de gedichten, hij benadert ze heel creatief: sommige herschrijft hij om ze
volmaakter, mooier te maken; andere kort hij in omdat er overbodigheden in
staan; soms maakt hij van twee haiku’s één om tot een ideale tekst te komen.
Bij dat herschrijven gaat hij uit van zijn eigen interpretaties en niet van de
mogelijke bedoelingen van de dichter. Zijn schrijfstijl is buitengewoon
aangenaam, speels en heel toegankelijk; het is haast spreekstijl.’ Toon van
Miert in Brieven van Paulus. ‘Waaraan haiku’s en
tanka’s inhoudelijk moeten beantwoorden, hoe ze formeel opgebouwd dienen te
worden, het wordt in de hier verzamelde beschouwingen haarfijn uit de doeken
gedaan. Een ander boeiend element vormen de vergelijkingen die Beenackers maakt
tussen bepaalde haiku’s of tanka’s en gedichten van een geheel andere orde,
zoals ‘Het lied der dwaze bijen’ van
Martinus Nijhoff of ‘Angst’ van Ida
Gerhardt. Het haiku/tanka-gehalte blijkt ook in veel anderssoortige poëzie,
ondanks grote uiterlijke verschillen, opvallend hoog. Beenackers heeft voor wat
betreft de haiku en de tanka een standaardwerk geschreven. IJzer, een
uitgeverij die zich steeds meer in de kijker speelt door inhoudelijk en qua
uitvoering interessante specima van boekdrukkunst, heeft er een elegante
uiterlijke vorm aan verleend.’ Jaap Reiding in het literair tijdschrift Concept. ‘Een boek over haiku en
tanka dat anders is dan eerdere introductieboeken van deze Japanse dichtvormen.
Zo is de auteur geen literator en weet hij zich alleen lezer en dichter;
schreef als zodanig ook in tijdschriften. Vooral lezer is hij in dit boek, een
bevlogen lezer en daarbij vrij eigenzinnig. Een mooi gedicht is volgens
Beenackers een gedicht waar de lezer iets moois van kan maken. Zijn
interpretaties zijn zeer persoonlijk, vrijmoedig, soms verrukt (gekoppeld aan
eigen ervaringen), ook wel scherp afwijzend, weleens banaal maar telkens met
veel humor. Het gaat allemaal zo spelend, ook als hij een gedicht wat mooier
maakt (“dat hoort natuurlijk niet, maar ik kan het niet laten”). Goed om mee te stoeien in werkgroepen.’ Inge Lievaart
in Biblion, recensie van de
Nederlandse Bibliotheek Dienst. ‘Zachte weemoed en
milde ironie lopen als rode draden door dit uiterst fraai uitgegeven boek. De
perceptie van dit boek is manifest eigenzinnig. Ad Beenackers heeft een mening
en al is die mening soms spitant, de lezer weet wat hij leest: een gedreven
boek van een gedreven man. Een verademing.’ Geert Verbeke in Haikuzine. ‘Bij het lezen van
de haiku van Wim Lofvers, waaraan de titel van het boek is ontleend, voel ik
mij op het verkeerde been gezet. Zó mooi en evenwichtig als ik het eerste
hoofdstuk beleefd heb, zo verward ben ik na het lezen van deze laatste regels.
Waaròm nu deze haiku zo misbruikt! Waaròm de lezer dwingend daarin meevoeren?’
Eveline Rutgers in Vuursteen: tijdschrift
voor haiku en tanka. ‘Gaandeweg betrekt
Beenackers je in wat haiku’s en tanka’s wel of niet moeten zijn of doen.
Daarnaast speelt hij met teksten, geeft hij voorbeelden van haiku’s en laat hij
zien hoe hij dit of dat natuurgegeven/gevoel zelf zou hebben verwoord. Het
leidde er toe dat ik niet meer naar buiten kon kijken of komen zonder dat mijn
gedachten in een 5-7-5 schema sprongen.’ Mary Eggermont-Molenaar op de website van
de Canadian Association for the
Advancement of Netherlandic Studies. ‘I was very
pleased to note that this ancient and highly honoured Japanese literary art
form is so popular here in the Benelux. Your book is a welcome addition to our
library, where it can be read and enjoyed by the many Dutch visitors to our
embassy.’ K. Komachi, Ambassador of Japan to the Netherlands, brief 22.04.2005. |