A.A.J.M. Beenackers

 

Productiviteitsmeting Regionale Instellingen Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg

 

Uitgeverij Eburon, Delft, 1988

ISBN 90-5166-039-1

 

Verkrijgbaar via de boekhandel en te bestellen bij de uitgever: www.eburon.nl (prijs: slechts 5 €uro)

Klik voor vergroting afbeelding

 

 

Samenvatting van de inhoud

 

De democratiseringsgolf in de zestiger jaren van de vorige eeuw had in de geestelijke gezondheidszorg onder andere tot gevolg, dat er in de voorwaardenscheppende sfeer steeds meer waardevolle activiteiten werden bedacht, waardoor er voor het verlenen van hulp steeds minder tijd overbleef. Uiteindelijk had dit in de ambulante sector tot gevolg, dat gemiddeld maar 20% van de tijd, die een werkgever bruto gecontracteerd had, direct aan hulpverlening werd besteed. Vanaf 1974 heeft dit onderwerp deel uitgemaakt van mijn onderzoek en in 1981 heb ik er voor het eerst over gepubliceerd. Op zo’n kwantitatieve benadering rustte toen nog een taboe: de intentie van de hulpverlener was het enige dat telde.

   Omdat praktijk-evaluatie gericht is op het verbeteren van de praktijk, worden daarbij in beginsel alleen die aspecten van de praktijk in ogenschouw genomen, die voor verbetering in aanmerking komen. Het vaststellen van de verhouding tussen de tijd, die aan hulpverlening werd besteed, en de tijd die aan de verschillende voorwaardenscheppende activiteiten werd besteed, is daarom altijd hand in hand gegaan met pogingen de voorwaardenscheppende activiteiten terug te dringen ten gunste van de directe hulpverleningsactiviteiten. Daarvoor werd een uiterst eenvoudig systeem ontwikkeld, ook wel een instrument genoemd, dat gelijktijdig door zowel de directie als het afdelingshoofd, de teamleider en de individuele hulpverlener werd gehanteerd. Een aantal instellingen in Utrecht, Gouda en Rotterdam heeft met behulp van dit instrument de productiviteit stap voor stap opgevoerd tot het beoogde niveau, dat vooraf was vastgesteld. In 1988 heeft dit tenslotte geleid tot de publicatie in boekvorm van zowel het instrument als de daarmee bereikte resultaten. Daarin wordt het begrip ‘arbeidsproductiviteit’ gedefinieerd als de mate waarin de (bruto) beschikbare tijd wordt omgezet in (netto) hulpverleningstijd. Aan deze productiviteitsmeting zat een kostprijsberekening gekoppeld. Tegelijk werd ook gekeken naar de kwaliteit van het geleverde product. (Voor meer informatie: zie Samenhang Publicaties GGz)

 

 

Recensies

 

‘In zijn inleiding geeft Beenackers helder aan wat men van hem mag verwachten: “kwantiteit en kwaliteit gaan per definitie samen; zoals we alleen dan van een goede aardappeloogst spreken, als er veel goede aardappelen geoogst worden, zo kunnen we ook alleen dan van goede hulpverlening spreken, als er veel cliënten goed geholpen worden.”

   Sedert een lange reeks van jaren publiceert Beenackers met enige regelmaat over de productiviteit in de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Naar mijn mening heeft hij in zijn meest recente publicatie de problematiek met betrekking tot het meten van de productie binnen de Riagg’s op een uitstekende manier op een rij gezet. Ook als een aantal veronderstellingen rond gewenste productienormen en de noodzaak van productieverhoging te impliciet blijft, dwingt deze publicatie de lezer tot bezinning over de behandelde materie.’ Hans de Bont in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv).

 

‘Met Beenackers ben ik het eens dat door de cijfers sterk de indruk wordt gewekt dat de feitelijke cliëntgerichte activiteiten zouden kunnen worden opgevoerd. Het getuigt niet van grote doelmatigheid dat per instelling gemiddeld 25% aan management en administratie wordt besteed.’ W.J.F.J. Nuyens in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv).

 

‘Het voordeel van het systeem van Beenackers zit hem in de eenvoud. Interpretatieverschillen doen zich niet voor en hebben dus geen invloed op de gemeten productie. Het is daardoor een zeer praktisch systeem. De hulpverlener weet constant waar hij aan toe is.’ R. Swens in Inzet, opinieblad van de ziekenfondsen.

 

‘In dit boek ontwerpt de auteur een productiemeting aan de hand van face-to-face tijd. Als voordelen van deze meetmethode noemt Beenackers de eenvoud, de fijnschaligheid en de inzichtelijkheid. Zijn systeem heeft inderdaad de charme van de eenvoud, zelfs zonder ß-opleiding valt het te volgen.’ Dick Arendshorst in de GGZ-Gazet.

 

‘Je zou toch zeggen dat, zoals een timmerman een deugdelijke tafel moet afleveren, een therapeut pas van arbeidsproductiviteit kan spreken als zijn cliënt vooruit is gegaan.’ J. Passchier in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv). ‘Zoals je een metselaar zowel per uur kunt betalen als per muur, zo kun je arbeidsproductiviteit zowel definiëren in termen van hulpverleningstijd als in termen van hulpverleningsuitkomst.’ Antwoord aan J. Passchier, discussie in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv).

 

Terug naar hoofdpagina